?>

Make love not war

by woensdag, mei 9, 2018

Mijn eerste bestemming in Cambodja was Siem Reap. Een levendige stad met een rivier, een gezellige nightmarket en een drukbezette pubstreet. Mijn eerste nacht was geen succes, omdat het hostel waar ik naartoe wilde vol bleek te zitten. Daar stonden mijn lotgenoot en ik dan, na die vreselijke 16 uur durende rit in die smerige bus, midden in de nacht.

De tuktukdriver raadde ons een andere plek aan waar we de nacht konden doorbrengen en voor de volgende dag maakte ik maar een reservering in het door mij gewenste hostel. Ik gunde mezelf een pedicure en ging eens shoppen. Battambang was de volgende bestemming en was minder leuk dan Siem Reap. Hier waren de meeste hoogtepunten een paar kilometer buiten de stad. Ik besloot een fietstour te boeken om de caves te gaan bezoeken, maar blijkbaar had ik niet goed gelezen. Ik belandde in een tuktuk met mijn eigen gids. Een privétour?! Dat was niet bepaald waar ik zin in had, maar het beloofde een interessante dag te worden. Mijn gids vertelde mij in het begin van de trip dat hij 24 jaar was en uit 1994 kwam, het jaar van de hond voor de Boeddhisten. Hij legde mij uit dat elk jaar voor een bepaald dier staat, die iets zegt over je toekomst. Ik legde hem uit dat wij per maand een sterrenbeeld hebben, dat iets zegt over je karakter. Zo kwam ik erachter dat hij geboren is in augustus. Ik vroeg hem waarom hij dan dacht dat hij al 24 was. Hij antwoordde droogjes: ‘’het is toch 2018?’’ Uit het veld geslagen staarde ik hem aan, ‘’maar ik kom toch ook uit 1994 en ben toch ook nog geen 24?!’’ Nu was het zijn beurt om verbaasd te kijken.

Oplossing van het raadsel:
In het Boeddhisme trekken ze het geboortejaar van het huidige jaar af, om leeftijd aan te tonen. Technisch gezien zou dit dus betekenen dat iedereen zijn verjaardag heeft op 1 januari. Het jaar is gekoppeld aan een bepaald wezen, en de dag waarop je wordt geboren ook. De maand doet er eigenlijk niet toe. Conclusie: ik werd geboren in mei 1994, ben Christen en dus 23. Hij werd geboren in augustus 1994, is Boeddhist en dus 24. Hoe maf is dat!?! Oh, en voor de nog écht praktiserende Boeddhisten is het ook al het jaar 2562. Een ander funfact.

Killing cave en Bat cave
Door naar de Killing Cave. Ik stond een aantal meter diep in een grot, en als ik naar boven keek scheen de zon door een gat naar binnen. Tijdens het Pol Pot-regime werden mensen door dit gat naar beneden gegooid. De skeletten van de slachtoffers zijn nog steeds te bekijken in de Cave. Kippevel.


Elke dag tussen half 6 en half 7 vliegen bij Phnom Sampeau duizenden vleermuizen tegelijk de grot uit en de nacht in. Men noemt deze plek de Bat Cave. Een heel apart tafereel om te zien.

Na de tour moest ik mijn vervoer naar Sihanoukville regelen en alle bussen die ik wilde nemen bleken al volgeboekt. Bassie mocht met die van 7 uur ’s morgens. YEEY. Sihanoukville was niet veel meer dan grote Chinese hotels en casino’s. Snel door dus naar de eilanden.

Bat Cave

Bat Cave

Beerpong en buckets
Koh Rong Island was een paradijsje. Ik kwam aan op een uitgestorven pier en sjokte 20 minuten over het strand naar mijn hostel. Het zand aan mijn voeten was wit. Ik kon me niet herinneren of ik ooit eerder zó wit zand had gezien. Ondanks dat het hostel op een prachtige locatie lag, besloot ik toch de volgende dag te verhuizen naar eentje in het centrum. Leuk, een partyhostel! Alleen was er geen Wi-Fi, geen airco en besloot het stromend water ermee te kappen.

‘’Just use the bucket!’’, zei het Franse meisje achter de bar toen ik klagend uit de douches kwam gestormd om te vragen waar het water was gebleven. Ik nam een borrel en gaf even later toch maar toe. Er zat zout en zand in mijn haar, dus er zat maar één ding op: just use the bucket. Backpackerslife tenslotte; het heeft geen zin om de diva uit te hangen…

Ter illustratie:
‘’The Bucket’’ staat in bijna alle Aziatische wc’s, omdat het doorspoelsysteem zoals wij dat kennen nog niet aanwezig is. Het is een levensgrote emmer gevuld met kraanwater, met een kleinere emmer erbij waarmee je het in de wc kan scheppen.

Daar stond ik dan; happend naar adem emmers koud water over mezelf heen te gieten (warm water bestaat daar sowieso niet). Shampoo sloegen we ook maar over. Ik pakte m’n handdoek, maar vergat dat die ook mee was geweest naar het strand. En voordat ik het wist kon ik weer opnieuw beginnen met mijn emmertafereel, omdat ik letterlijk het witte zand weer aan mezelf smeerde. Opgedroogd aan de lucht, stond ik na mijn eeuwenlange ‘’douche’’ weer fris en fruitig aan de beerpongtafel. Ik ben normaal traag met douchen, maar deze avond zette ik een record…

Bootjes en betadine
Op dag 3 ging ik een boottour doen rondom het eiland. Verschillende snorkel- en strandstops, drankjes, kampvuur, muziekje. Een mooie dag. Misschien was het de beerpong van de dag ervoor, misschien was ik afgeleid door de vissen… maar ik stootte mijn voet tegen een stuk rots of koraal tijdens het snorkelen. Au. Ik zwom nog even door, maar omdat het zoute zeewater toch wel prikte besloot ik kort daarna maar terug aan boort te gaan. En daar was bloed. Onze knappe Spaanse gids toverde meteen zijn EHBO-kit tevoorschijn, trok mijn voet op z’n knie en begon betadine te gieten. Nog meer au.

Maar het grootste probleem moest nog komen. De bandjes van mijn slippers zaten precies over een van die wondjes heen, waardoor ik die niet kon dragen. Wat moest ik nou zonder m’n geliefde slippers?! Schoenen dragen op een eiland was ook geen optie, dus die avond stond ik in een bar op blote voeten. Ik douchte alvorens in het hostel van twee meiden die ik op de boot had ontmoet, want het mijne had nog steeds geen stromend water. Die meiden trouwens ook amper, want daar zaten we op ons hurken onder een kraantje dat op ongeveer 1 meter hoogte in de muur zat.


Lang leve de koning
Wat was ik blij dat ik bij de volgende bestemming (Kampot) een zwembad had én een douche met een harde én warme straal. ‘Jongens, wat ga je de simpele dingen in het leven toch waarderen’, dacht ik terwijl ik na drie eilanddagen eindelijk mijn haar waste.

Het was Koningsdag toen ik in Kampot aankwam. Ik schoof aan bij een groep Nederlanders die hun best hadden gedaan om zelfs in Azië iets van deze dag te maken. Ballonnen, oranje kleren, beerpongtafel en zelfs oranje bier in het hostel! Zelfs niet-Nederlanders feestten met ons mee en de volgende dag huurden we met acht man een scooter om daarmee de omgeving te verkennen en naar het havenplaatsje Kep te rijden.


Op dag 2 vertrokken de meeste Dutchies naar de eilanden en ging ik nog een dagje scooteren naar het Nationaal Park, samen met een Duitse jongen die ook nog in Kampot bleef. Hoewel ik in de ochtend al wat startproblemen had met mijn scooter, ging ik er niet vanuit dat dat problemen zou opleveren; de dag ervoor had ie me namelijk ook probleemloos rondgereden. Verkeerd gedacht. De ellende begon met mijn inschattingsvermogen; ik had de dag ervoor de tank volgegooid en dacht dat ik met de rest vandaag ook nog wel zou halen. Maar bergopwaarts ging het toch wel erg erg erg hard… Toen mijn pijltje in het rood begon te lopen, ging ik naast m’n maat rijden. ”I have a problem…”

Lang leve de locals
Het enige dat we konden hopen was dat er nog een tussenstop kwam met kraampjes, waar ze misschien benzine in flessen verkochten. Gelukkig was er zo’n stop. Ik zag kraampjes met groenten, fruit, chips, noodles… Biddend liep ik naar een winkelier.

”Hello sir. Do you have gas?”
*Kijkt vaag*
”Gas? Fuel? Petrol?” Ik sprak langzamer, ”Gas-o-line?”
Hij gebaarde dat ik mee moest lopen. Mijn hart maakte een sprongetje.
Vol trots wees de beste man naar de sigarettenkast.
”No no no!”, met mijn armen in de lucht stampte ik weg en ging voor poging 2.

Een aantal vrouwtjes stonden noodles te bakken en niemand keek op of om toen ik voor hun kraampje stond.
Willen jullie geen geld verdienen ofzo, dacht ik. ”Hello?”
Nou goh, ik werd aangekeken. ”Do you sell gas?”
”Wan litaaa toe dollaaa”
Zei ze dat nou echt? 1 liter 2 dollar? ”You do have it?!”, herhaalde ik.
”Yeshhhh, wan littaaa toe dollaaaa!”
”Ok ok ok, I’ll be back!” Opgelucht rende ik terug naar mijn maat, haalde de ‘dollaaaaas’ uit mijn buddy en even later vulde een jochie van 15 mijn tank met een waterfles vol benzine.

Na de tankstruggle was de ellende nog niet afgelopen. In de ochtend kreeg ik de motor telkens na drie pogingen draaiende, in de middag weigerde het ding helemaal te starten… Ik was blij dat er een jongen met me mee was, maar uiteindelijk kregen we geen van beide de motor aan de praat toen we eenmaal met verse benzine boven op de berg stonden. Twee Cambodianen hadden we bij die stop nodig, om de motor handmatig aan te trappen. Vijf Cambodianen hadden we nodig bij de volgende stop, die me vervolgens ook nog eens van het standaard af moesten duwen. ”OR-GOOOON!” (dankjewel) schreeuwde ik over mijn schouder toen zij me de weg opduwden en ik het gas volledig open gooide.

Coupe de poedel
Dat zand, zout, zon en chloor heeft mijn haar zodanig hooibaalproof gemaakt, dat m’n borstel ook het loodje moest leggen. Uiteraard was er nergens in dat hele dorp een borstel te krijgen. Dit keer kon ik dus mijn haar wassen, maar het twee dagen niet borstelen. Ik weet niet wat ik erger vond….
Uiteindelijk vond ik in de hoofdstad Phnom Penh een nieuwe borstel en besloot ik de hooibaal maar gelijk af te laten knippen. In een boekje zocht ik een kapsel uit waarvan ik gokte dat het goed zou gaan met mijn haarbos en wees het aan voor het slecht Engelsprekende vrouwtje.

‘’Same same?’’
“Uh, ja ongeveer 5 centimeter korter enneh, een pony aan de voorkant. Naar links.”

*Kijkt vaag*
‘’Okay whatever. Same same’’.

Ik stond na een kwartiertje buiten met 5 cm minder haar en een pony naar rechts. Hij was wel een beetje kort, maar ik was tevreden! Tot de volgende ochtend. Toen kon ik door als poedel. Gelukkig was daar mijn gloednieuwe borstel om het zooitje enigszins te herstellen.

Een kwart (!!!) van de bevolking sneuvelde…
Phnom Penh was de laatste stop voordat de Filipijnen op het programma staan. De Tuol Sleng (S-21) gevangenis en de Killing Fields zijn de hoogtepunten. Ik leerde over het Pol Pot-regime in de jaren 70, over de martelingen in de gevangenis, over hoe hoogopgeleide Cambodjanen werden gedwongen te bekennen voor misdaden die ze nooit hadden gepleegd, over hoe kinderen werden gebrainwashed tot het aanhangen van het communisme.

Met een koptelefoon die me van alles uitlegde slenterde ik vervolgens langs de massagraven. Ik had kippenvel bij de Killing Tree, waar baby’s werden doodgeslagen, en het zien van de kleding van slachtoffers, de martelwerktuigen en de gevonden doodskoppen.

Moge de mensheid geleerd hebben van de gruwelen die nog maar 40 jaar geleden plaatsvonden; moge de slachtoffers nooit vergeten worden.

No Comments Yet.

What do you think?

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *